9789033110832

11 Twee afdelingen soldaten verlaten het pad. Ze zetten hun paarden aan. Ze geven de dieren de sporen en zeer snel gaan ze ervandoor. Voor hen uit, op niet al te grote afstand, moet dominee Peden zich bevinden. Zij moeten nu proberen door een omtrekkende bewe- ging terzijde van dominee Peden te komen. Liefst zelfs moeten ze hem voor zien te komen. Als dat lukt, moeten ze zich verbergen, totdat die oude prediker zich zal vertonen. Dan zal de achtervol- ging beginnen. Claverhouse heeft alles goed geregeld. Hij lacht grimmig. Eindelijk. Schijnbaar onbezorgd rijdt de zwarte ruiter door het eenzame Schotse land. En dominee Peden is ook onbezorgd. Eén ding weet hij, maar dat weet hij dan ook heel goed. Zonder de wil van zijn hemelse Vader zal geen haar van zijn hoofd vallen. Daarom behoeft hij niet bezorgd te zijn. En daarom is hij het niet ook. Hij weet het, dat hij ieder uur van de dag in doodsgevaar is. Al twin- tig jaar lang hebben zijn vijanden op hem gejaagd. Onophoudelijk. Maar steeds vergeefs. En vaak reeds heeft hij na een woeste achter- volging geheel alleen aangeheven de psalm die hij zo graag zingt: Gij zijt mij, Heer’, ter schuilplaats in gevaren, Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren. Het pad maakt een bocht. Het stijgt ook iets. Het landschap wordt meer golvend. Het uitzicht wordt slechter. Het pad wordt ook moeilijker begaanbaar. Dominee Peden rijdt verder. Scherp let hij op. Het is als ducht hij gevaar. De heuvels aan weerszijden van het pad worden hoger. Af en toe kijkt de oude pre- diker om zich heen. Alles blijft rustig. En toch is dominee Peden niet op zijn gemak. Heel in de verte schittert het water in de voor- jaarszon. Het is schoon weer, wat fris nog. ‘Vooruit, jongen,’ zegt de ruiter tot zijn paard. ‘Een beetje opschie- ten. Hier moeten we vlug door. Als de soldaten van Claverhouse ons hier vinden, ziet het er niet best voor ons uit. Opschietenmaar.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==