9789033130700

5 j a n u a r i Toen zeide Juda tot Israël, zijn vader: Zend den jongeling met mij.... Genesis 43:8a J uda had bepaald geen onbesproken leven. We lezen over de zonde tegen zijn broeder Jozef (Gen. 37) en over de zonde met Thamar, zijn schoondochter (Gen. 38). Wie van Gods kinderen is vrij van on- gerechtigheid en overblijvende onbekeerlijkheid? Dagelijkse bekering en verzoening blijven nodig zolang hier de strijd op aarde duurt. U komt, als u genade hebt leren kennen, nooit boven de gestalte van zondaar en bedelaar uit. In deze geschiedenis echter mag Juda een geheel andere gestalte ver- tonen. Ongetwijfeld heeft Juda ook teruggedacht aan de wijze waarop zijn broeder Jozef naar Egypte afgevoerd was. Het was zijn voorstel immers geweest om hem te verkopen. Het schuldige geweten klaagde hem aan en de smart van zijn vader greep hem aan. Ruben, de oudste zoon, had zijn voorstel gedaan. Hij had er wel twee zonen voor over, maar Juda ging een stap verder. ‘Ik zal borg voor hem zijn; van mijn hand zult gij hem eisen’ (Gen. 43:9). Deze uitspraak van Juda is voor zijn vader Jakob voldoende. De honger dreigt, de nood is groot, maar niets kon hem overhalen om Benjamin met de broeders mee te geven. Maar wanneer Juda zo spreekt, is het Jakob genoeg. Wat een treffend beeld is Juda hier van Christus, Die later uit zijn geslacht naar Zijn menselijke natuur zal geboren worden. Hij, Die het antwoord is op de vraag: ‘Wie isHij,DiemetZijnhart Borgworde omtotMij te genaken?’ (Jer. 30:21). O, dat is Hij, Die gezegd heeft: ‘Ik draag Uw heil’ge wet; die Gij den sterv’ling zet; in ’t binnenst’ ingewand’ (Ps. 40:4 ber.). Hij heeft gezegd: ‘Zend Mij henen.’ Hij is gekomen in de volheid des tijds om de deugden des Vaders te verheerlijken en Zijn Kerk in de weg van recht en gerechtigheid te redden van een gewis verderf. De banden van hun gevangenschap zijn door Hem losgemaakt, de zondenschuld is verzoend en de gerechtigheid verworven. Ziet u Zijn noodzakelijkheid en gepastheid? Lezen: Psalm 40 Zingen: Psalm 40:4