Graven in een goudmijn

18 gaat het in hoofdstuk 1 van dit boek. In de Dordtse Leerregels worden vijf verschillende on- derwerpen behandeld, maar het gaat ten diepste steeds opnieuwomeenendezelfde vraag: waar komt het eeuwig behoud van zondaren vandaan? Komt dat voor het over- grote deel voort uit Gods genade en voor een klein deel uit de wil van ons mensen? Of komt het eeuwig behoud van zondaren helemaal voort uit Gods genade? Het eerste wordt gezegd door de remonstranten, het tweede is wat de contraremonstranten belijden, op grond van de Bijbel. In opstand Hoe zie jij jezelf? En hoe zie je alle mensen om je heen? De Bijbel leert ons dat wij in het paradijs volmaakt goed door God geschapen zijn. Naar het beeld vanGod. Dat betekent dat bepaalde eigenschappen vanGod óók eigenschappen van Adam en Eva waren vóór de zondeval. Zij waren wijs: ze hadden een volmaakte kennis van God. Ze waren rechtvaardig: ze leefden volkomen in overeen- stemming met de wil van God. Ze leefden goed: volkomen in overeenstemming met het doel waarom God hen gemaakt had. Adam en Eva leefden in volmaakte liefde tot God en in volmaakte liefde tot elkaar. God schiep hen met een vrije wil. Dat betekent dat zij ervoor konden kiezen om God te blíjven liefhebben en gehoorzamen. Maar ze konden er óók voor kiezen om van God af te vallen en tegen Hem in opstand te komen. Dat laatste hebben zij én wij gedaan.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==