De stem vanbinnen

17 Niet te verontschuldigen Aan het slot van dit hoofdstuk kijken we naar wat Paulus zegt aan het eind van Romeinen 1. In vers 32 zegt hij het heel sterk: ‘daar zij het recht Gods weten’. Onze kanttekenaren schrijven hier danookbij: ‘hun is eenonderscheidvangoedenkwaadvan God indenatuur ingeplant eneengevoelenvande straf dieGod over het kwaad wil oefenen’. Een mens kan dus niet alleen in ethische zin zijn handelen beoordelen, maar hij heeft ook een besef dat God rechtvaardig zal oordelen. Hierdoor zijn ze ‘niet te verontschuldigen’. In plaats van nu te leven overeenkomstig hun is geopenbaard, leven ze naar het goeddunken van hun onverstandig en verduisterd hart. Ze menen wijs te zijn, maar zijndwaasenwandelennaardebegeerlijkhedenvandezonden. Wat zal het danvoor ons zijnalswemoetenverschijnenvoor de rechterstoelvanGod.Wekunnendannietsterverontschuldiging inbrengen. Wij hebben weet gehad van Gods recht. De Heere heeft de mens dus een geweten als leidsman gegeven. Maar hij heeft al die onverdiende weldaden verworpen en moed- en vrijwilligvoor zijneeuwigeonderganggekozen.Wat zal hetdan zijn, dat in die oordeelsdag zijn eigen geweten hemmedemoet veroordelen als die ontvangen ‘medegetuige’!

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==