Geloofsgetuigenis van Salomo de Jood

19 bij De Sterke in huis is geweest. Ook qua tijdsaanduiding zou deze veronderstelling dus juist kunnen zijn. Sinds 1743 woonden er ver- schillende uit Geervliet afkomstige boeren in de Vierambachtspolder onder Woubrugge. Het is goed mogelijk dat via hen dit verhaal in Woubrugge bekend is geworden en dat later via overlevering werd doorverteld dat het in Woubrugge was gebeurd. Een van de informanten van Kuyper was de emerituspredikant A.H. Wessels, die van 1848 tot 1880 de Afgescheiden Gemeente te Rijnsburg diende. Deze predikant, die zich naast zijn ambtelijk werk ook actief had beziggehouden met kerkhistorie, gezien zijn in 1860 uitgekomen werk Geschiedenis der Christelijke Kerk in de Nederlanden , schreef: ‘Men verhaalt, dat Comrie, van Schotsche afkomst, op zeke- ren tijd nachtverblijf bij een boer te Woubrugge heeft gevraagd en verkregen. ’s Morgens zag de boer hem in een knielende, biddende houding. Wat hij met Comrie gesproken heeft, is mij onbekend, of ontgaan. Misschien had hij schipbreuk geleden, en vreesde God. De Heer vanGolverdinge, Sen., Boekhandelaar te ’s Hage, heeft mij zulks medegedeeld.Misschien weet hij er meer van te verhalen.’ 17 Mogelijk dat J. van Golverdinge, die naast boekhandelaar ook oefenaar was, in de Afgescheiden Gemeente van Woubrugge wel eens een stichtelijk woord heeft gesproken en daar nog het een en ander over Comrie heeft gehoord. Een bijzondere aankoop Arnoldus de Sterke breidde zijn bezittingen ook uit in de omgeving waar de wortels van zijn (tweede) vrouw lagen. Zo kocht hij in mei 1727 land rond Oudshoorn, en een woning met schuur in de Kleinepolder. Een bijzondere aankoop volgde op 1 december van dat jaar. Op die dag werd de heerlijkheid Esselijkerwoude en Heer Jacobswoude geveild. De heerlijkheid behoorde tot de boedel van Anna Hendrina van Wassenaar Warmond. 18 De nieuwe eigenaren werden Arnoldus de Sterke en zijn aangetrouwde neef Cornelis van Schellingerhout. Comrie zei later dat de koop gebeurde ‘uit een godvruchtig beginsel en tot bescherming van Gods zaak en volk.’ Op