Een eeuwig verbond met God

18 roemen in hun ketenen, die de kentekenen van hun dwaasheid zijn. Ze zijn een zaak van vrolijkheid voor henzelf, terwijl ande- ren medelijden met hen hebben. De tweede soort zijn zij, die de zonden van anderen tot een bespotting maken. Ze zondigen niet alleen zelf, maar hebben ook vermaak in anderen die de zonde bedrijven. Vreselijke dwaasheid om zich te verheugen in datgene wat de Geest des Heeren bedroeft en de zielen van de schuldigen verwondt. Dit doet mensen lijken op de duivel. We kunnen hieruit de wreedheid zien van degenen die anderen tot zonden verleiden (Hab. 2:5). De duivel heeft zijn handlangers in de wereld, die niet tevreden zijn om zelf te gronde te gaan, maar zichzelf aanzetten om ook anderen te gronde te richten. Zij zijn uit de vader de duivel, die een mensenmoorder was van den beginne (Joh. 8:44). O, het is een vreselijk ding om schuldig te zijn aan het bloed van de zielen van anderen. Dit zal de hel des te heter maken (Luk. 16:27, 28). Ongevoelig te zijn over de zonde, is een zeer beklagenswaardige zaak. Wat een ellende is het om de slaap des doods te slapen en weg te kwijnen in onze ongerechtigheid, en toch ongevoelig te zijn voor ons gevaar. Dit is de toestand van velen, zoals van de La- odicenzen, Openbaring 3:17: ‘En gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt.’ De toestand van zulke mensen is des te wanhopiger, en van alle mensen zijn zij het verst verwijderd van genezing, omdat ze zelfs niet tot de eerste stap tot genezing gekomen zijn. Geen wonder dat zij klagend gaan, met een gebogen hoofd, die gevoelig zijn over hun zonden. Helaas, het is zeer te betreuren dat er heden ten dage zo weinigen zijn die verontrust zijn over de zonde. Maar het is ook beklagenswaardig dat mensen zielsoefeningen gemakkelijk kunnen belasteren als zijnde zwaarmoedigheid. Velen hebben hun eigen geweten toegeschroeid, en daarom denken ze dat anderen als zij behoren te zijn en even weinig over de zonde behoren te denken als zij.