9789033129803

7 Het veu len ‘Iza?’ Mama komt de keuken uit. ‘Ja mam?’ ‘Wil je even eieren halen bij boer Stam?’ Iza trekt een lelijk gezicht. ‘Moet dat?’ ‘Ja, dat moet. We eten vanavond pannenkoeken, maar de eieren zijn op.’ Iza zucht. ‘Dat is superver fietsen. Kan Job niet gaan? Hij heeft een brommer.’ Papa komt aanlopen. Hij heeft gehoord wat Iza zei. Hij kijkt mama aan en geeft haar een knipoog. ‘O ja hoor, Job mag dat ook doen,’ zegt hij. ‘Hè?’ zegt Iza verbaasd. Als papa of mama iets vragen, dan moeten ze dat altijd doen. Het klinkt wel als een vraag, maar dat is het niet. En nu … ‘O ja?’ zegt mama. Ze is net zo verbaasd als Iza. ‘Natuurlijk,’ zegt papa. ‘Boer Stam heeft vorige week een paard met een veulentje gekocht. Job wil dat vast graag zien.’ ‘Ik ook,’ roept Iza. ‘Ik wil dat veulentje ook graag zien. Mag ik de eieren halen?’ ‘Natuurlijk,’ lacht mama. Dan lacht Iza ook. Papa wist natuurlijk best dat Iza nu juist heel graag de eieren wil gaan halen. Mama geeft haar geld en een doosje om de eieren in te doen. ‘Ga maar gauw.’

RkJQdWJsaXNoZXIy